De rechtmatigheid van het gebruik van statistische methodes voor het vaststellen van de douanewaarde

Het Europees Hof van Justitie buigt zich momenteel over 3 prejudiciële vragen met betrekking tot het gebruik van statistische methodes bij het vaststellen van de douanewaarde van ingevoerde goederen. [1]

  1. “Voldoet de bevoegde douaneautoriteit die voor het vaststellen van de douanewaarde van ingevoerde goederen die zij als ondergewaardeerd beschouwt gebruik maakt van een in essentie statistische methode die is gebaseerd op de Europese databank acces2markets/MADB, aan de in de artikelen 70 en 74 van het douanewetboek van de Unie voorgeschreven opeenvolgende methoden en in het bijzonder aan de zogenoemde methode „in laatste instantie” of „van redelijke middelen” van artikel 74, lid 3, van dat wetboek, volgens welke de douanewaarde van de betrokken goederen wordt vastgesteld op basis van „beschikbare gegevens” – die niet mogen worden geaggregeerd en evenmin vertrouwelijk mogen zijn – met inachtneming van de voorwaarden van artikel 144 van de uitvoeringsverordening?

  2. Zo ja, is het gebruik van een Europese statistische databank zoals acces2makets/MADB, waarin in de Unie verzamelde gegevens worden samengebracht, voor het bepalen van de douanewaarde van goederen ingevolge de zogenoemde methode „in laatste instantie” of „van redelijke middelen” van artikel 74, lid 3, van het douanewetboek van de Unie, in overeenstemming met de waarborgen die artikel 53 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie biedt aan justitiabelen wanneer zij in het kader van een uitsluitend door de douane- en accijnzenautoriteiten ingestelde strafvervolging verplicht zijn zich te verdedigen met betrekking tot statistische gegevens, en de toepasselijke nationale strafbepaling voorziet in een straf bestaande in een geldboete van vijf tot tien maal de ontdoken rechten die zelf worden vastgesteld op basis van statistische gegevens?

  3. Wanneer goederen in een lidstaat in het vrije verkeer worden gebracht maar in een andere lidstaat tot verbruik worden uitgeslagen, moet de bevoegde douaneautoriteit, indien zij de goederen op statistische basis mag waarderen, dan uitgaan van de statistische waarde door gebruik te maken van nationale gegevens die de douanewaarde van onder dezelfde Taric-code vallende goederen vaststellen, of van de statistische waarde overeenkomstig de databank van de Europese Unie waarin de door elke lidstaat verzamelde statistieken worden samengebracht en geaggregeerd?”

De kernvraag is of douaneautoriteiten, door geaggregeerde gegevens uit databanken zoals Access2Markets/MADB te gebruiken, handelen in overeenstemming met het Douanewetboek van de Unie (DWU) en de fundamentele rechten die zijn gegarandeerd in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest).


1.       Wettelijk kader en probleemstelling

Artikel 70 DWU bepaalt dat de douanewaarde in eerste instantie gebaseerd moet zijn op de werkelijk betaalde of te betalen prijs. Indien deze methode niet toepasbaar is, biedt artikel 74 DWU alternatieve methodes, met als laatste mogelijkheid de methode van artikel 74, lid 3. Deze "methode in laatste instantie" stelt dat de douanewaarde moet worden vastgesteld op basis van “beschikbare gegevens”.

De Access2Markets-databank / MADB verzamelt statistische gegevens van goederenstromen binnen de Europese Unie. Deze gegevens worden vaak geaggregeerd en samengevoegd om gemiddelde prijzen of waarden te berekenen. Het gebruik van dergelijke gegevens roept echter vragen op.

Immers, overeenkomstig het huidige Europees douanerecht wordt de douanewaarde in eerste plaats berekend op de transactiewaarde. Indien men zou aanvaarden dat de nationale Douaneadministraties van deze waarden kunnen afwijken en vervolgens de gemiddelde invoerwaardes uit databases zouden kunnen opleggen, wordt de transactiewaarde voor een groot deel uitgehold.

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en in het bijzonder artikel 53, garandeert daarenboven rechtzoekenden een eerlijk proces en effectieve rechtsbescherming. Het gebruik van statistische gegevens die voor belanghebbenden niet toegankelijk of transparant zijn, kan een schending betekenen van het recht op verdediging. Dit is des te relevanter wanneer wordt bedacht dat in strafrechtelijke douaneprocedures geldboetes kunnen oplopen van vijf tot tien keer het bedrag van de ontdoken rechten.

 

2.       Huidige praktijk AAD&A inzake onderwaardering

In de Belgische douanepraktijk verwijst de Administratie der Douane en Accijnzen (AAD&A) regelmatig naar het arrest van het Hof van Justitie van 16 juni 2016 om transactiewaarden te verwerpen en aanvullende douanerechten na te vorderen.

Echter, zelfs als wordt aangenomen dat de AAD&A gerechtigd is deze transactiewaarden op basis van deze grondslag te verwerpen, leidt het gebruik van gemiddelde prijzen per kilogram op basis van de Access2Markets-databank/ MADB tot arbitraire waardebepalingen.

Onder meer naar Belgisch en Nederlands recht oordeelden rechtbanken reeds dat nationale Douaneadministraties zich niet louter op de Access2Markets-databank/ MADB mogen beroepen voor het vaststellen van douanewaarden.

Het Hof van Justitie oordeelde eerder ook dat:

  •  het gebruik van een statistische methode voor het bepalen van douanewaarden onverenigbaar is met de bepalingen van de artikelen 70 en 74 van het DWU. Dergelijke methoden voldoen niet aan de vereisten voor het bepalen van de douanewaarde.[2]

  • statistische gegevens alleen onvoldoende zijn voor het bepalen van de douanewaarde.[3]

 

3.       Conclusie en verwachtingen

De prejudiciële vragen leggen de spanningen bloot tussen de behoefte aan harmonisatie binnen de EU, nationale autonomie en fundamentele rechten van belastingplichtigen.

Indien het Hof van Justitie nationale Douaneadministraties zou toelaten om douanewaarden vast te stellen middels statistische methodes zoals de Europese databank Access2Markets/MADB, kan dit misschien de efficiëntie en eenheid binnen de EU bevorderen, maar zou dit hoe dan ook een enorme beperking vormen op het principe dat de douanewaarde in eerst plaats bepaald wordt door de transactiewaarde.

Wij verwachten dat het Hof van Justitie duidelijke grenzen zal stellen aan het gebruik van statistische gegevens, waarbij de nadruk zal liggen op proportionaliteit, transparantie en toegang tot gegevens.

Echter, zolang deze prejudiciële vragen niet beantwoord zijn door het Hof van Justitie, kunnen nationale Douaneautoriteiten, zoals de AAD&A, de douanewaarde naar onze mening niet rechtmatig bepalen aan de hand van statistische methodes zoals Access2Markets-databank/ MADB.

 

[1] Zie zaak C-844/24.
[2] HvJ 9 juni 2022, FAWKES, C-187/21.
[3] HvJ 8 maart 2022, Commissie t. Verenigd Koninkrijk, C-213/19.

Volgende
Volgende

Hof van Beroep Gent bevestigt / verduidelijkt verschil tussen vervoersovereenkomst en verhuisovereenkomst